Locatie 17: Stadsvesten (ter hoogte van den Engel)
Door: Paula Cornelissens
De pijp van Felix

Door: Felix Timmermans
Uit: Schoon Lier
Op de eenzame, lommerige Begijnenvest, vanwaar men achter de velden en de Nethe den toren van Mechelen ziet, wandelt een oud begijntje, en op het stille Begijnhof hoort ze een ander Begijn harmonium spelen, En ’t is daar op de vest dat Mr Luppekens en Mr Bollekensberg elkander tegen komen, Wat geluk! Ze spreken zo gaarne Frans ‘Ah! Dag! Bonjour Monsieur Luppekens, o, vous avez un beau baton!’ ‘Oui,’ stoeft Luppekens. ‘c’est un mispelier. Mais vous avez aussi un beau baton.’ ‘Oui,’ pronkt de andere, ‘c’est un beau baton, et c’est un appelier.’
De watermolen snorkt in de stilte, maar dit telt niet mee omdat het nooit verandert. Aan een stil water zit een stille visser, en daarover in de school, die met haar muur in het water staat. spellen de kinderen zagerig hunne lessen. (p58)
(…)
Eventueel slotstukje: Zo ligt het stadje rood en wit stil in zijn water en zijn groen, vredig, levendig en toch zonder haast; zich steeds spiegelend in heel zijn gemoedelijk proper aanschijn van zijn trap en krolgevels, zijn kromme straten, zijn ronde bruggen, grote pompen, klare pleintjes, kloosters, kerken en kapellen, met zijn koperen windwijzers, kleurige uithangborden, heiligenbeelden en smorende schouwpijpen, met daarboven over, het allezevenminutenliedje van den jovialen Sint-Gommarus.
Zo zit het daar in zijn wallen op de scheiding van Brabant en Kempenland, fris en kleurig in de zon als een mandeken met schoon Brabants fruit, waarvan de kerk de meloen is.