Door: Felix Timmermans
Uit: Schoon Lier
Waar de drie kronkelende Nethen een zilveren knoop leggen; waar plots het spekbuikige, overvloedhoornige Brabant zich scheidt van ’t mijmerend, magere Kempenland, daar is het.
Daar troppelt Lier met zijn rode daken en witte trap- en krolgevelen, met zijn torentjes, tuintjes, straten en bruggen uit het weerspiegelende, olijfgroene water op, eenvoudig, rustig, kleurig, zonnig en gelukkig als een droom van Vermeer van Delft.
Het glimlacht koraal en perlemoerig, beneden in een eivormigen kring van betuinde en beboomde wallen, die hier en daar als driebeukige kathedralen zijn.